maandag 24 oktober 2016

Op reis

We zijn al begonnen aan blok 3 van taal. Het thema is dit keer reizen.
Alle woorden van de lessen woordenschat, hebben dan ook met reizen te maken. We proberen deze woorden zo vaak mogelijk te gebruiken op verschillende manieren. Wilt u thuis mee oefenen? Dan kunt u de woorden hier downloaden.

De kinderen hebben tijdens de lessen luisteren en spreken geleerd dat ze een woord kunnen uitleggen met een zin, of dat je een zin en een plaatje kunt gebruiken. Ook hebben we ontdekt dat je kunt vertellen over onderwerpen waar je veel van weet en dat als je praat met verschillende mensen, je daar je spreekstijl op aan past. Tegen een vriendinnetje praat je anders dan tegen bijvoorbeeld de Koningin (nu ja, als het goed is doen de meeste mensen dat ;-)

Tijdens de lessen schrijven hebben we weer gewerkt met een woordweb. In het midden staat het spinwoord, daar omheen komen woorden die daar mee te maken hebben. Met die woorden kun je zinnen maken en die helpen je om een geordend verhaal te schrijven.

Voor het onderdeel taalbeschouwing ten slotte zijn we verder gegaan met ontleden. Het vorige blok hebben we geleerd dat mensen, dingen, dieren en planten namen hebben. Dit is een eerste aanbieding van naamwoorden. Nu hebben we het gehad over werkwoorden, alleen noemen we die in groep 4 doe-woorden. De uitleg is als volgt: "In elke zin staat een doe-woord. Doe-woorden zeggen wat mensen doen. Of dieren, planten of dingen."
Wilt u thuis oefenen met doe-woorden? Gebruikt u dan dit werkblad.


Pas in de bovenbouw leren de kinderen dat doe-woorden eigenlijk werkwoorden heetten, en komt het begrip naamwoorden erbij. Maar het echte ontleden, het zoeken van het onderwerp en de persoonsvorm, komt dus eigenlijk al voor in groep 4!

Geen opmerkingen: